In gebruikersorganisaties voor personen met een handicap en bij hulpverleners in het werkveld rijst het vermoeden dat jonge kinderen met een (vermoeden van) handicap minder terecht kunnen op de plaatsen waar kinderen en jongeren zonder handicap terecht kunnen. Vaak wordt onmiddellijk doorverwezen naar (zeer) gespecialiseerde (medische) hulp, waardoor deze gezinnen geen reguliere ondersteuning meer zoeken, zoals bijvoorbeeld de opvolging door een consultatiebureau of opvoedingsondersteuning door de huizen van het kind. Dit kan te maken hebben met een handelingsverlegenheid van deze basisvoorzieningen (zoals kinderopvang, vrijetijdsinitiatieven en scholen) en eerstelijnsfuncties, of ze capteerden de signalen onvoldoende tijdig.
De doelstelling van deze studie is daarom, zicht te krijgen op (1) de diensten en organisaties waarmee gezinnen met een kind met een (vermoeden van) handicap in contact komen, (2) welke ondersteuning deze diensten al dan niet bieden, (3) welke factoren de beslissingen om al dan niet hulp te bieden en/of door te verwijzen beïnvloeden, en (4) hoe diensten en organisaties kunnen worden ondersteund, niet alleen in hun signalerende rol, maar eveneens in hun ondersteunende en hulpverlenende functie.
Prof. dr. Johan Vanderfaeillie
Klinische en Levenslooppsychologie, VUB
Onderzoeker
NN
Vrije Universiteit Brussel